Helpen bij de noodopvang
Afgelopen zaterdag zag ik op internet een oproep van het Rode Kruis staan voor vrijwilligers om te helpen bij de noodopvang van vluchtelingen in Leiden. Aangezien dit de enige bijdrage is die ik kan leveren aan het vluchtelingenprobleem heb ik me meteen voor een paar dagen aangemeld. Zodoende stond ik de volgende ochtend om kwart voor zeven voor een sporthal in Leiden. Wat meteen opviel waren de strenge beveiligingsmaatregelen. De sporthal was omgetoverd tot een soort fort dat met een stuk of tien beveiligers en drie rijen geblindeerde hekken afgeschermd werd van de buitenwereld.
Toen ik eenmaal binnen was vertelde een van de beveiligers me dat dit te maken had met de recente gebeurtenissen in Woerden en met het feit dat deze noodopvang in een echte Leidse volksbuurt gevestigd was. De 120 vluchtelingen in de sporthal waren in de nacht van vrijdag op zaterdag aangekomen uit Ter Apel, dat inmiddels compleet uit zijn voegen barst. Bij aankomst in Leiden werden ze “verwelkomd” door een groepje “bezorgde buurtbewoners” dat leuzen scandeerde die erop neerkwamen dat ze beter meteen een rubberen boot terug konden nemen, en door de burgemeester die ze allemaal een hand gaf.
De vroege ochtenden waren heel rustig. De vluchtelingen, voor het merendeel uit Syrië afkomstig, kwamen pas laat uit bed. Ze hadden ’s nachts veel moeite om in slaap te komen omdat het verplichte ventilatiesysteem ervoor zorgde dat het ijskoud was in de zaal waar ze met z’n allen lagen. Huilende kleine kinderen deden de rest van het werk. Iedereen sliep op een veldbedje onder een dun dekentje. Enkel twee zwangere vrouwen en een man met een beenwond lagen op een iets luxueuzer bed. Onder de bedden stonden hun bezittingen; in de beste gevallen een paar sporttassen, soms ook een enkele rugzak.
Er was een meisje van ongeveer mijn leeftijd dat elke ochtend ging hardlopen en dan opgetogen terugkwam, verrukt van de vele zuurstof die er hier in de lucht zit. Anderen wezen me erop hoe kleurrijk dit land is – ze hadden na een paar dagen Nederland hun telefoon al vol staan met foto’s van de bomen en de herfstkleurige bladeren op de grond. Een man keek op van de vele spinnen hier en wilde weten of ze giftig konden zijn. Ook had hij in een slootje het spoor gezien dat een eend waarschijnlijk had achtergelaten, maar waarvan hij dacht dat het het werk van een slang was, waarna hij halsoverkop naar de opvang was teruggekeerd. Bijna allemaal spraken ze Engels.
’s Ochtends vroeg bestonden de werkzaamheden onder andere uit het klaarmaken van het ontbijt en het sorteren van de stapels speelgoed die waren ingezameld. Bij beide klussen snelden er direct Syriërs toe om mee te helpen, ze wilden zich heel graag nuttig maken en voelden zich bijna bezwaard als er dingen voor hen gedaan werden. Toen ik met een man uit Homs stepjes, fietsjes en skates aan het versjouwen was, kon ik bovendien een nieuwe reactie aan de “I’m studying Russian”-gag toevoegen: “So why is Putin bombing us?”
De vrijwilligers van het Rode Kruis, die ik een paar dagen mocht ondersteunen, verdienen wat mij betreft alle lof. Al de hele zomer worden ze door het hele land bij de noodopvang voor vluchtelingen ingezet, vaak dagen achter elkaar zonder daar iets voor terug te zien. Ook de verplegers en de andere hulpverleners draaien extra diensten – de tolk in Leiden was de hele dag aan het werk en sliep zelfs in een squashruimte van de sporthal.
Ook wanneer er even geen tolk in de buurt was, waren er genoeg Syriërs die graag wilden tolken voor degenen die geen Engels spraken. Een van hen was Khaled, een negenentwintigjarige tandarts uit Damascus die bij de sympathieke bewakers al snel bekend stond als “The Dentist.” Hij wilde eigenlijk naar Koeweit, waar zijn ouders ook naartoe zijn gegaan, maar werd daar niet binnengelaten omdat hij zijn beroep nog geen vijf jaar uitoefende. Dus werd het ook voor hem Duitsland, want “we love Angelina Merkel!” Hij heeft voor een dikke tweeduizend euro in een volgepropt bootje de oversteek van Turkije naar Rhodos gemaakt, van waaruit hij naar het Griekse vasteland is gegaan. Daar heeft hij een paar dagen in hotels geslapen (“ik ga echt niet op straat liggen als ik me een prima hotel kan veroorloven”), waarna hij het vliegtuig naar Duitsland heeft gepakt. Duitsland viel, zoals meer vluchtelingen vertelden, vies tegen. Er waren geen slaapplaatsen meer voor nieuwe vluchtelingen en de Duitsers waren erg vijandig. Vandaar dat ook Khaled op een trein naar Nederland is gestapt. Hij hoopt dat hij hier ooit zijn beroep zal kunnen uitoefenen, maar begrijpt dat hij een deel van zijn opleiding waarschijnlijk opnieuw moet doen – áls hij al een legale status krijgt.
Op zondag heb ik ’s middags geholpen met het inzamelen van de was. De vluchtelingen konden hun vuile was brengen, waar wij dan met speciale apparaten labeltjes in drukten, waarna het wasgoed werd opgehaald door een bedrijf dat het de volgende dag weer schoon terugbracht. De mensen waren hier ontzettend blij mee, dit was voor velen van hen de eerste mogelijkheid sinds het vertrek uit Syrië om hun kleren te wassen. Ze mochten per persoon twintig kledingstukken inleveren, wat geen probleem was – veel meer hadden ze niet bij zich.
Toen ik op dinsdag even in mijn eentje koffie stond te drinken werd ik meteen uitgenodigd door een Syrische man om bij hem en zijn familie te komen zitten. In tegenstelling tot zijn vrouw sprak hij bijna geen Engels, ik denk zelfs dat zijn hele Engelse vocabulaire bestond uit woorden die hij van zijn vrouw had opgevangen, aangezien hij haar aan me voorstelde als “my husband.” Zijn vrouw heette Renna en was een heel spontane vrouw die met iedereen in de noodopvang goed kon opschieten. In Syrië was ze docente Arabisch en Engels geweest, dat hielp ook. Renna en haar man waren met hun drie kinderen (twee zonen van eenentwintig en negentien en een dochter van zeven) gevlucht. Ook Renna’s jongste broer was meegegaan. Daarnaast hadden ze de zeventienjarige zoon van vrienden van hen meegenomen, die door zijn ouders met al hun spaargeld was meegestuurd om de dienstplicht te ontlopen. Dat bleek overigens een van de grootste redenen waarom de jonge Syriërs die ik sprak gevlucht waren – om niet twee jaar voor Assad te hoeven vechten. Het verbaasde me dat ik daar in de media zo weinig over gehoord had, het lijkt een van de verklaringen te zijn waarom zoveel vluchtelingen jonge mannen zijn.
Met Renna en haar familie heb ik lang zitten praten over van alles; hun leven in Syrië, de verschillen met Nederland, politiek, sport en ga zo maar door. Renna tolkte voor haar man en haar jongste zoon, die geen Engels spraken. De jongste zoon, Ahmad, communiceerde daarnaast door wat hij wilde zeggen in het Arabisch in Google Translate in te typen en mij dan de Nederlandse vertaling te laten lezen. Uiteindelijk vind je altijd wel een manier om elkaar te begrijpen. We hebben elkaar ook wat Nederlandse en Arabische woorden geleerd. Hun dochter maakte ondertussen de hal en de kantine onveilig op een stepje. Het was een heel warme familie waarvan iedereen zijn verhalen graag wilde vertellen aan iemand die ze niet al uit zijn hoofd kende.
Soms kun je tevens het nuttige met het aangename verenigen. Zo was er ook een man van in de dertig die in Oekraïne had gestudeerd (studeren in Oekraïne was immers goedkoper dan in Syrië) en redelijk Russisch sprak, wat hij graag nog eens op iemand oefende. Toen hij uiteindelijk moest opstaan om met een paar mannen te gaan vissen deed hij dat pas nadat hij zich uitgebreid verontschuldigd had voor het feit dat hij het gesprek moest afbreken.
Dit soort activiteiten die door vrijwilligers georganiseerd werden (vissen, met een groepje mensen naar het centrum lopen, een tafeltennistoernooi houden) werden ontzettend op prijs gesteld. De vluchtelingen hebben verder ook de hele dag niets anders te doen dan een beetje internetten, muziek luisteren of voetballen. De sfeer in deze noodopvang was erg goed, dat beaamden ook mensen van het Rode Kruis die al op meerdere locaties hadden gewerkt. Waarschijnlijk kwam het door de kleinschaligheid en door het feit dat deze mensen pas net in Nederland waren. Een groep vluchtelingen mag maximaal twee keer 72 uur in een noodopvang blijven, dan moeten ze weer door naar de volgende noodopvang, waar ze ook maar twee keer 72 uur mogen blijven. Anders is de gemeente namelijk verplicht om ze op te nemen, en dat willen gemeentes niet. Hierdoor worden vluchtelingen van hot naar her gestuurd, zonder uitzicht op een vaste verblijfplaats. Een medewerker van Vluchtelingenwerk vertelde daarnaast dat er op dit moment al vier maanden zit tussen het registreren van een vluchteling en het moment dat hij zijn eerste interview krijgt, en dat deze periode alleen nog maar langer zal worden. Wanneer vluchtelingen enkele maanden in verschillende sporthallen en leegstaande gebouwen hebben doorgebracht, zullen ze dan ook een stuk minder vrolijk zijn dan wanneer ze, zoals nu, recht uit Ter Apel komen.
Er waren in deze noodopvang natuurlijk ook vluchtelingen uit andere landen. De meesten daarvan kwamen uit Eritrea of andere Arabische landen, maar er waren ook mensen uit Georgië, Albanië en Armenië. Zij konden vaak geen Engels en trokken zich wat meer terug. De Syriërs die ik sprak waren niet blij met de asielzoekers uit landen waar het geen oorlog was. Ook vertelden meerderen me over de vele valse Syrische paspoorten die in omloop waren. Ze konden zich hier best kwaad over maken, maar uiteindelijk waren ze allang blij dat zij in ieder geval in Nederland waren aangekomen. Ook hun verloren bezittingen konden ze ongelooflijk goed relativeren. Om Renna te citeren: “Ik heb mijn kinderen bij me en dat is het enige wat ertoe doet.”
Ik heb gemerkt dat mensen in een noodopvang het al heel erg op prijs stellen als je gewoon wat interesse in ze toont en naar hun verhaal luistert. Ze hebben vaak veel te vertellen en de mensen om hen heen hebben hun verhalen al tientallen keren gehoord. Simpelweg met mensen praten was dan ook een van de belangrijkste dingen die ik als vrijwilliger heb kunnen doen. Ik zou het iedereen kunnen aanraden om ook eens te gaan helpen wanneer er bij de noodopvang van vluchtelingen vrijwilligers nodig zijn. Wanneer je echt met ze te maken hebt, besef je pas helemaal dat het gewoon mensen zijn zoals jij en ik. Mensen die studeerden of werkten, die Facebooken en grapjes maken, maar die de pech hadden dat er een oorlog uitbrak in hun land.