Blogski #3 – cultuurverschillen en vakantiefoto’s
Mijn dinsdagochtend begon vrij rampzalig toen ik als laatste uit het appartement vertrok en plotseling oog in oog kwam te staan met de drie sloten op de voordeur. Ik heb een aantal minuten op verschillende manieren aan de sloten staan rammelen totdat de deur uiteindelijk met geweld openging. Uiteraard belandde ik ook met mijn bus in de file en kwam ik wat aan de late kant op het NIP aan. Het zou een lange dag worden, want na grammatica, spreekvaardigheid en wat algemene informatie over overleven in Rusland was er van vier tot zes tijd vrijgemaakt voor de kennismaking met onze buddy’s.
Om iets voor vieren druppelden de buddy’s een voor een binnen. Een aantal van hen studeerde Nederlands en liet ons versteld staan van hun accentloze Nederlands en nagenoeg perfecte grammatica. Begin dan nog maar eens in je Louis van Gaal-Russisch te vertellen dat je al even lang Russisch aan het leren bent als zij Nederlands. Anderen spraken geen Nederlands en waren enkel uit interesse gekomen. Mijn buddy is een jongen die Rob heet en geen Nederlands studeert maar het wel aardig spreekt, hij leert het namelijk in zijn vrije tijd. Gewoon omdat het kan. Neem ik mijn hoed diep voor af. Hij houdt van de woorden eigenlijk en gezellig, maar daarover later meer. Op dinsdagmiddag spraken we namelijk vooral Russisch. Naast onze eigen buddy hebben we die middag ook met alle anderen gesproken. De mensen van het NIP hadden een soort speeddate-systeem bedacht met – godzijdank – een optionele vragenlijst voor als het gesprek stilviel, met daarop vragen als “ben je een avondmens of een ochtendmens?” en “houd je van honden of katten?” Om zes uur was iedereen behoorlijk uitgeput van het vele praten en begaven we ons met een groepje naar een restaurant aan de Nevski. Hierbij maakten we de fout om de metro te nemen om halfzeven ’s avonds. De rij voor het metrostation begon enkele tientallen meters voor de ingang al, om nog maar niet te spreken van de drukte binnen. We aten in een restaurant op de bovenste verdieping van een warenhuis dat zo groot was dat we op de juiste verdieping de weg moesten vragen, maar uiteindelijk bereikten we ons smakelijke einddoel.
Op woensdag werden we naast grammatica en spreekvaardigheid getrakteerd op een nieuw vak dat een kruising tussen een nachtmerrie en een pijnlijke dood bleek te zijn: Мир Петербурга (De Wereld van Sint-Petersburg). Het wordt gegeven door een vrouw die niet helemaal lijkt te beseffen dat wij nog slecht Russisch spreken en ons op een razendsnelle spraakwaterval trakteerde waar Matthijs van Nieuwkerk jaloers op zou zijn – en dat anderhalf uur lang zonder pauze. Het vak schijnt over de stad te gaan, maar zeker weten doet niemand het, aangezien geen mens er iets van verstaan heeft. Af en toe hield de docente plotseling op met praten en keek ze ons aan, waarop wij ons vertwijfeld afvroegen of ze misschien een vraag gesteld had en er een antwoord van ons verwacht werd, waarna ze iets mompelde en weer doorratelde. Zelden heb ik zoveel glazige ogen om me heen gezien. Bijzondere ervaring.
Donderdagochtend wees onze docente schrijfvaardigheid ons op een groot cultuurverschil tussen Russische en Nederlandse studenten. Ze had ons een paar dagen daarvoor namelijk een mail gestuurd met een opdracht die we voor het college moesten maken en had daarop van niemand antwoord ontvangen. In Rusland schijnt het normaal te zijn dat studenten altijd reageren op de mails van een docent, met een tekst als “Beste X, ik heb het ontvangen, bedankt voor deze informatie, m.v.g. Y,” ook wanneer de mail naar dertig personen is verstuurd en er geen aanleiding lijkt te zijn om te antwoorden. Niet antwoorden op mailtjes, hoe onbeduidend ook, is hier onbeleefd. Ons huiswerk bestond dan ook uit het alsnog beantwoorden van haar email, en alle mailtjes die we in de toekomst nog zouden ontvangen.
Onze vertaallessen, gegeven door een ontzettend aardige vrouw die zelf Nederlandse boeken naar het Russisch vertaalt, bestaan uit drie onderdelen. Aan het begin van de les deelt ze stencils met een nieuwsbericht van de dag daarvoor uit (bij voorkeur iets gewelddadigs over Syrië of Noord-Korea), wat we dan “live” gaan vertalen. Daarna bespreken we het huiswerk, waarvoor we steeds een stuk van een Russisch verhaal naar het Nederlands moeten vertalen en, tien keer zo moeilijk, een stuk Toon Tellegen naar het Russisch. Het verhaal van Tellegen gaat over een egel die door de lucht vliegt, een eekhoorn die daar zo zijn vraagtekens bij zet en een mol die tegen de onderkant van de grond klopt. Lijkt onvertaalbaar, is het ook. Toch moet het gebeuren.
Op donderdagmiddag hebben we kunstgeschiedenis in het Russisch Museum, het grootste museum van de Russische kunst (en een absolute must-see voor Petersburgbezoekers). Het wordt in het Engels gegeven door een man die alles over Russische kunst weet en als een tsaar door de zalen van het museum schrijdt. De colleges bestaan steeds uit een rondleiding door een deel van het museum en achtereenvolgens een presentatie waarin er dieper op de kunst wordt ingegaan. Dat wij in dit museum tussen alle toeristen college hebben is echt een voorrecht.
Na afloop van dit college zijn we met een groepje de stad in gegaan om blini’s te eten, echte Russische pannenkoeken met allerlei vullingen. Zoals al het eten in deze stad zijn ze erg goedkoop én lekker. Later op de avond heb ik met Irma en Tanja in een Столовая gegeten, een soort eetzaal waar je een spotgoedkope goede maaltijd kunt uitkiezen en opeten. Ik at deze avond een prima avondmaal voor omgerekend €1,20. Ik ben dan ook niet van plan om vaak thuis te gaan koken. Dat is duurder, minder lekker, het duurt langer en het is gewoon ongemakkelijk koken in andermans keuken. Bij thuiskomst vroeg ik Dimitri iets, ik geloof over de Krim-koelkastmagneten in de keuken, waarop hij vertelde dat ze vorig jaar naar de Krim op vakantie zijn geweest en vroeg of ik de vakantiefoto’s wilde zien. Natuurlijk wilde ik dat, dus nam hij me mee naar zijn computer en liet me bijna twee uur lang de hele Krim zien, met vakantieverhalen en uitweidingen over andere mooie plaatsen in Rusland en allerhande ongerelateerde zaken erbij. Op een gegeven moment zat ik zelfs naar foto’s van het inmiddels overleden familiekonijn te kijken. Wanneer deze man eenmaal begint met praten, is hij niet te stoppen – wat voor mijn Russisch natuurlijk alleen maar goed is. Ik merk nu al dat ik hem en Anna beter begrijp dan de eerste dagen. Natuurlijk mis ik hier en daar een zin of een essentieel woord, maar verbetering is merkbaar. En ze wijzen mij er ook steeds op dat ik het moet zeggen als ik iets niet begrijp of wil weten. Of, zoals Dimitri het zegt: “Je mag me alles vragen hoor, behalve over Poetin, daar heb ik geen mening over.”