Studiereis Kiev
Half mei vertrok ik met mijn studievereniging van Russische Studies een week naar Oekraïne. Rusland, maar dan net anders. Meer dan genoeg stof voor een uitgebreide blogski dus.
Toen we in het holst van de nacht bij de aftandse flat in Kiev aankwamen waarin ons hostel was gevestigd, werden we direct geconfronteerd met de alomvertegenwoordigheid van corruptie in Oekraïne. De chauffeurs van onze twee taxibusjes namen het geld dat de rit had gekost in ontvangst en gaven ons een blanco bonnetje, waar we de prijs zelf op konden schrijven. Op deze manier kan er dus een hoger bedrag gedeclareerd worden. Heel gebruikelijk hier.
Na het gesjouw met de koffers op een afbrokkelende trap naar de zevende verdieping, ging ik met een paar man nog even naar een supermarktje op de hoek van de straat. Dat het drie uur ’s nachts was deed er uiteraard niet toe. We pinden onze eerste grivna’s (een munt die inmiddels nog waardelozer is dan de roebel) en liepen een supermarkt binnen die er precies zo uitzag als alle bekende supermarkten in Rusland. Op de chocola na. De helft van de schappen in Oekraïense winkels wordt gebruikt voor producten van Roshen, het chocolade-imperium van president Porosjenko. Overal liggen Roshen-chocoladerepen in alle denkbare smaken en smaakcombinaties, Roshen-bonbons, Roshen-koekjes, Roshen-taarten, Roshen-souvenirs en bij de kassa’s staan uiteraard bakken met Roshen-snoepjes. Voor chocola van andere merken moet je op je buik gaan liggen en diep in het onderste schap turen. Dat krijg je nou eenmaal wanneer je de nationale Willy Wonka tot president verkiest.
Ons hostel zat, zoals gezegd, op een veel te hoge etage van een flat die betere tijden had gekend. Zoals vrij gebruikelijk is in oud-Sovjetlanden was het een appartementje van een oud vrouwtje dat ze vol stapelbedden had gestouwd en gebruikte als hostel om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Het woninkje bestond uit drie kleine kamers met elk zes tot acht bedden, een badkamertje, een wc en een keukentje waarin het vrouwtje de hele dag zat. ’s Nachts sliep ook zij in een van de stapelbedden. Helaas was dat het stapelbed onder mij en maakte ze er al snel een gewoonte van om meerdere keren op een avond onze kamer binnen te stappen en te klagen over hoe koud het er wel niet was. Wanneer ze eindelijk naar bed ging trok ze de deken over haar hoofd en ging ze demonstratief liggen bibberen. “Jullie noorderlingen…” bracht ze dan uit.
De eerste ochtend vertrokken we naar het centrum en zag ik voor het eerst de Kievse metro, of wat daar nog van over is. In principe is de metro in Kiev qua stijl en efficiëntie een kopie van de ondergrondse van Moskou en Sint-Petersburg, ware het niet dat alle Sovjet-mozaïeken in de afgelopen twee jaar van de muren, plafonds en pilaren gesloopt zijn. En wat een leegheid blijft er dan achter. Het ter hand nemen van de beitel door de Oekraïners is begrijpelijk, maar eeuwig zonde.
Iets anders wat al voor aankomst op het Maidanplein opviel was de enorme aanwezigheid van de nationale kleuren blauw en geel. Niet alleen hangt overal waar een vlag aan kan hangen een Oekraïense vlag, ook zijn de plantenbakken, de lantaarnpalen, de reclameborden en de vuilnisbakken blauwgeel gespoten. Opdat er geen enkele twijfel over kan bestaan welk land dit is. Daarnaast is op veel gebouwen nationalistische, dan wel pro-Europese graffiti gespoten en zijn er op meerdere plaatsen in de stad herdenkplaatsen en geïmproviseerde monumenten voor de slachtoffers van de revolutie en de oorlog in de Donbass, die nog altijd voortwoedt.
Het bekendste en meest in het oog springende monument is natuurlijk dat op het Maidanplein voor de zogenaamde “hemelse honderd,” de meer dan honderd Oekraïners die in 2014 op Maidan werden gedood door de oproerpolitie en de scherpschutters van president Janoekovitsj. In de licht oplopende Institoetskajastraat aan de rechterzijde van het Maidanplein is over een lengte van enkele honderden meters een lange rij met portretten van de hemelse honderd opgesteld. Op deze plaats werden tientallen mensen door de scherpschutters vanuit Hotel Oekraïne gedood. Van elk slachtoffer staat er een foto met naam, leeftijd en beroep. Bij alle foto’s ligt een zee van bloemen, kaarsjes en Oekraïense vlaggetjes. Er zijn winkeleigenaren bij, zakenmensen, leraren, boeren, secretaresses, schooljongens en baboesjka’s. Oekraïens- en Russisch-sprekenden. Jonge en oude mensen. De rij lijkt oneindig. Het is een vreemd gevoel om over een schitterend, vredig plein te lopen met de gedachte dat het er twee jaar geleden oorlog was.
Nu is er enkel nog oorlog in het oosten van het land, iets wat zelfs voor toeristen onmogelijk te negeren is. Elk museum heeft een tentoonstelling of een ruimte die gewijd is aan de oorlog, en die vaak zelfs verplicht is om te doorlopen. Het Nationaal Historisch Museum eindigt met een rondgang door enkele Maidan-tenten met authentieke helmen, schilden, posters en bebloede vlaggen van de revolutie. Het Museum van de Grote Vaderlandse Oorlog opent met de uniformen van gesneuvelde Oekraïense soldaten in Donbass, artefacten van Maidan, tekeningen van kinderen over de oorlog en als topstuk het jasje van de gekidnapte gevechtspilote Savtsjenko.
Toen we op 18 mei, de herdenkingsdag van de deportatie van de Krimtataren in 1944, Tsjernihiv bezochten, een stadje in het noorden van Oekraïne, stuitten we op een bijeenkomst waarvan het niet helemaal duidelijk was of het een herdenking of een demonstratie was. In een cirkel stonden burgers en soldaten met Oekraïense vlaggen, geelblauwe ballonnen en Krim-is-Oekraïne-spandoeken te luisteren naar toespraken en het winnende Songfestivallied van Jamala. De ene spreker had het over 1944, de ander over 2014. Het zit hier diep.
Marktverkopers spelen handig in op dit alles. Een Oekraïens souvenirkraampje is niet compleet wanneer je er geen “Poetin is een lul”-wc papier kunt kopen (“Het is heel zacht!” roepen de verkopers je na) en ook deurmatjes met afbeeldingen van Janoekovitsj zijn overal te koop, evenals natuurlijk Oekraïense vlaggen, truien met de Oekraïense drietand en eigenlijk alles wat je in de kleuren blauw en geel kunt produceren. Daarnaast worden op Maidan excursies naar de oud-residentie van Janoekovitsj – tegenwoordig een toeristische attractie en een volksmuseum van de corruptie – verkocht onder de naam “excursie naar het paleis van de Russische staatsburger Janoekovitsj.”
Iets waar je als student Russisch minder om kunt lachen is de Oekraïense spelling. Heel veel Oekraïense woorden zijn ongeveer hetzelfde als in het Russisch, maar worden net anders geschreven. Овичi in plaats van овощи, оренда in plaats van аренда en – het vreemdste van alles – ведмідь in plaats van медведь (?!??). Het is soms alsof alles om je heen is geschreven door een kleuter die nog niet zo goed kan spellen. De Latijnse i die de Oekraïners gebruiken in hun verder geheel Cyrillische alfabet maakt de pijn aan je ogen en je taalgevoel af.
Dat Oekraïners desalniettemin weinig van Russen verschillen werd me in de supermarkt vrij snel duidelijk. Toen ik ontbijt en een obligate reep Roshen wilde afrekenen, vroeg de caissière van dienst me hoe een van mijn broodjes heette.
“Eh, geen idee?” antwoordde ik.
“Ja, als jij het niet weet, hoe moet ik het dan weten?” antwoordde ze kribbig, waarna ze mijn broodje met een dramatisch gebaar in een bak gooide.
Op onze laatste dag in Oekraïne hebben we Tsjernobyl bezocht. Daarover de volgende keer meer.