Wat werkt en wat niet
Een van de belangrijkste kunsten van het universitair onderwijs is het geven van goede hoorcolleges. Elke opleiding biedt ze aan, iedere student volgt ze en we weten allemaal wel zo’n beetje wat werkt en wat niet. Toch vinden docenten een indrukwekkend aantal mogelijkheden om hun hoorcolleges om zeep te helpen. Als student zie je de meest uiteenlopende figuren aan je voorbij trekken.
Vaak gaat het in de eerste minuten al mis. Na het klassieke gepruts aan de computer, beamer of microfoon (of alle drie, als je een echte ster te pakken hebt) en de vraag om technische assistentie komt er op de eerste rij een jongen met tegenzin overeind. Wanneer hij iets idioot simpels heeft aangeklikt kan het college beginnen. In het ergste geval begint de docent met allerlei boodschappen van algemeen nut waar niemand naar luistert. Minstens zo vaak verliest hij zich zodanig in zijn inleiding dat meteen duidelijk is dat hij zijn college nooit af zal krijgen. Je komt bij dit soort docenten vaak in een oneindige loop van “het laatste onderdeel verschuiven we naar volgende week” terecht.
Er zijn natuurlijk die docenten waarbij het voor iedereen duidelijk is dat ze al decennia lang woord voor woord hetzelfde verhaal afsteken, als grammofoonplaten die enkel haperen bij een vraag uit de zaal. Vragen worden altijd wel op prijs gesteld, behalve van die ene student die overal zoveel vraagtekens bij plaatst dat het moment nooit ver weg lijkt dat hij zijn eigen bestaan live in twijfel gaat trekken. Vragen áán de zaal stellen is echter een heel ander verhaal. Dit moet in de meeste gevallen worden afgeraden, tenzij de docent in kwestie houdt van ongemakkelijke stiltes en halfhartige aansporingen.
De meeste docenten blijven tijdens hun verhaal netjes achter het spreekgestoelte staan, maar de echte rasvertellers lopen. Ik zou zelfs durven stellen dat een heen en weer lopende docent per definitie een goede docent is. Deze mensen weten wat ze willen vertellen en kunnen dat met passie overbrengen. En, belangrijker nog, ze maken weinig tot geen gebruik van PowerPoint. PowerPoints kunnen een hoorcollege maken of breken. Een goede PowerPoint bevat een paar plaatjes, diagrammen of kaartjes en wordt niet ontsierd door teksten waarvan de docent benadrukt dat je ze niet hoeft over te nemen terwijl iedere student in de zaal ze overneemt – iets wat voortkomt uit een diep wantrouwen jegens Blackboard.
De meeste docenten laten zich tragisch genoeg overschaduwen door hun eigen PowerPoint. Er zijn er ook die Prezi gebruiken, een soort PowerPoint voor hippe mensen. Gewoon niet doen. Het is alleen maar chaotisch en je wordt er zeeziek van.
Dan zijn er de colleges in het Engels, vaak gegeven door mensen die niet gehinderd worden door een al te uitgebreide kennis van de taal. Zowel docenten als studenten hebben moeite om hun precieze gedachtegangen uit te drukken, maar die drie internationale studenten in de zaal kunnen het wel volgen. En daar gaat het om.
Het grootste probleem zit hem uiteindelijk in de hoorcolleges die niets meer zijn dan een veredelde samenvatting van de opgegeven literatuur. Het doel van een hoorcollege is verduidelijking, geen herhaling. Voorbeelden. Verbanden. Het is frustrerend hoe weinig docenten na lijken te denken over de toegevoegde waarde van hun verhaal, terwijl ze toch zelf ook ooit in de collegebanken hebben gezeten. Dit zijn vaak ook de mensen die het gebruik van laptops in colleges proberen te verbieden. Misschien wel omdat je juist aan de reflectie van de schermen de kwaliteit van het college kunt aflezen. Dus, docenten, vertel eens wat je wilt vertellen, in plaats van wat je denkt dat je moet vertellen. Zul je zien dat het blauwe Facebook-schijnsel zo in keurig wit verandert.
Deze column verscheen eerder in de Mare.