Triatlonblog #2: bloemetjesbadpakken en boze bejaarden
Mijn terugkeer naar het zwembad was iets minder spectaculair dan ik gehoopt had. Eenmaal omgekleed en aan de rand van het bad realiseerde ik me namelijk dat ik de gemiddelde leeftijd er met zo’n vijftig jaar omlaag bracht. Niks flitsende badmutsen en rappe speedos, nee, slalommen tussen de bloemetjesbadpakken.
Ik raakte er ook verzeild in conflicten waarvan ik nooit had kunnen bevroeden dat ze bestaan. Het Conflict Om De Snelle Banen bijvoorbeeld. Ieder zwembad heeft tijdens de uren die beschikbaar zijn voor banen zwemmen een indeling: een paar banen voor langzame, recreatieve zwemmers, een snellere baan en een borstcrawlbaan, bestemd voor zwemmers die de borstcrawl in een redelijk tempo beheersen. Niet geheel verrassend trekt de gemiddelde zestigplusser zich van die indeling niets aan. Dit leidt tot trainingen waarbij je voortdurend dezelfde twee bejaarden moet inhalen (of er desnoods maar onderdoor zwemt), waarna zij gaan klagen dat ze water in hun gezicht krijgen wanneer je ze passeert. Aangezien alle ouderen even onverbeterlijk koppig zijn steekt dit probleem op veel plaatsen de kop op.
De eerste paar keren dat ik in Voorschoten ging zwemmen deed ik dat tussen acht en negen ’s ochtends. Het is op dat tijdstip relatief druk in het zwembad, dus besloot ik om voortaan de wekker op zes uur te zetten en om zeven uur in het water te liggen zodat ik de bejaarden voor kon zijn. Het bleek een kinderlijk naïef plan. Ze waren er natuurlijk allemaal al. Zo zijn bejaarden.
Het zwemmen zelf ging me verrassend goed af. Ook als je een sport meer dan een decennium niet beoefent blijft de techniek blijkbaar toch nog ergens in je hersenen en je motoriek hangen, dus vanaf training 1 gleed ik soepeltjes – voor zover dat ging, met de hindernissen onderweg – door het water. Toen ik eenmaal had uitgevonden dat elf uur ’s ochtends het ideale tijdstip is om te gaan zwemmen omdat ik dan een baan voor me alleen had kon ik zelfs een beetje tempo maken. In de kleedkamer leerde ik bovendien wat mede-Voorschotenaren op leeftijd kennen tot op het punt dat ik bij elke oma de juiste kleinkindernamen kon opdreunen. Missie geslaagd.
Toen ging ik voor een paar weken terug naar Oxford – papers inleveren, tentamens maken, de gebruikelijke onbenullige dingen des levens – en moest ik op zoek naar een nieuw zwembad. Nu is het zo dat zwembaden in Oxford alleen met jaarabonnementen werken, die vaak per academisch jaar gelden, en dat academisch jaar was bijna afgelopen. Wel is er bij alle zwembaden de mogelijkheid tot een free trial swim voor je lidmaatschap moet kopen. Je begrijpt wat ik die twee weken in Oxford gedaan heb.
Ik trok van zwembad naar zwembad en verbaasde me over de verschillen met Nederland. Het meest in het oog springende verschil is dat de zwemrichting andersom is: links heen en rechts terug. Deeply disturbing. Ook hechten de Engelsen minder waarde aan ruimte en delen ze een zwembad op in acht in plaats van zes banen. Zwemt niet heel comfortabel. Tenslotte zitten er aan de rand van elk wedstrijdbad twee badmeesters op een soort uitkijktorens nauwlettend in de gaten te houden of er niemand verdrinkt. Op het gebied van veiligheid houden ze in dat land haast neurotisch vast aan hun regeltjes en protocollen.
Er is in de buurt van Oxford ook een meer dat een paar uur per week beschikbaar is voor openwaterzwemmen. Ik wilde er een keer naartoe gaan, maar toen ik online las wat ik allemaal moest regelen en invullen liet ik dat idee snel varen. Daarnaast moet je in dat meer niet alleen een felgekleurde badmuts dragen, maar kanoën er ook mensen rond voor het geval dat er iemand gered moet worden. De term eigen risico kennen ze niet. Bij zoveel betutteling haak ik snel af. Gelukkig kon ik mijn zwemsessies na een paar weken weer in het onverschillige Nederland voortzetten.
Als echte Nederlander moet ik tot slot nog even kwijt dat zwemmen in het plaatselijke zwembad wel belachelijk duur is. €6,05 per keer. Die vijf cent fascineerde me zo dat ik laatst aan de baliemedewerkster vroeg waar die toch toe diende.
Ze keek me strak aan en zei: “Daar worden wij heel rijk van.”
Alles vergeven.