De tirannie van de extraverten
Toen ik in Leiden ging studeren was mijn allereerste kennismaking met het studentenleven de El Cid-week. Om nog preciezer te zijn: het El Cid-dansje. Het El Cid-dansje wordt bij aanvang van de introductieweek op een bomvolle Beestenmarkt geleerd aan alle nieuwe studenten en tijdens de week zo vaak mogelijk ten uitvoer gebracht.
Daar sta je dan, te midden van honderden onbekenden op luide muziek een lekker gek dansje te doen. Een gruwel voor de gemiddelde introverte student. En volgens schattingen is ongeveer een derde van alle mensen introvert. Helaas hebben de extraverten het voor het zeggen. Niet alleen in de El Cid, maar ook op de universiteit en in de rest van de maatschappij.
Ik dacht van tevoren dat het allemaal wel mee zou vallen. Dat introverten het vast wel eens zwaar zouden hebben in het studentenleven, met het uitgaan, de studentenhuizen en het ‘drankjes doen’ dat daarbij hoort, maar dat het er op de universiteit anders aan toe zou gaan. Verkeerd gedacht. Het universitaire leven hangt aan elkaar van de groepsprojecten, borrels, creatieve presentaties en – god help ons allen – ludieke workshops. ‘Vandaag zal een lachgoeroe je laten glimlachen, grijnzen, schaterlachen en bulderen, want het is goed voor je om te lachen, met of zonder reden!’
Actieve participatie in werkgroepen wordt beloond met extra punten, dus zie je vaak dat de extraverte student die het hele college fanatiek meediscussieert alle punten krijgt, terwijl de introvert die drie keer zijn moment kiest wordt afgestraft. Bedachtzaamheid wordt verward met onverschilligheid. Docenten worden van bovenaf gestimuleerd om eens wat ‘activerende werkvormen’ te proberen: denk aan de vissenkom (uitleg.PDF) of rollenspellen. Pure ellende voor iedereen die wat meer naar binnen is gericht.
Bij menig congres of workshopdag worden de sprekers afgewisseld door zogenoemde ‘energizers’: korte intermezzo’s om het wegdommelende publiek weer bij de les te brengen. Enkele voorbeelden: een regenwoud nadoen, de persoon naast je omhelzen of met een groepje mensen een woord uitbeelden. Commentaar overbodig. Allemaal bedacht door extraverten die ongetwijfeld van goede wil zijn, maar bij wie het niet eens opkomt dat de hersenen van veel mensen volstrekt anders in elkaar zitten.
Nu zou je kunnen zeggen: bereid introverte studenten maar voor op de maatschappij, die is immers ook zo. Extraverte kenmerken worden meer gewaardeerd. Kijk alleen al naar vacatures: er wordt gezocht naar dynamische persoonlijkheden, teamplayers, die ad rem en assertief zijn. Het culturele ideaalbeeld van de werknemer is veranderd. Die is niet langer rustig, reflectief en bescheiden, maar spontaan, actiegericht en goed in netwerken. Eigenschappen die zestig jaar geleden werden geprezen gelden nu als verbeterpuntjes, terwijl kenmerken die vroeger brutaal werden gevonden tegenwoordig bewondering oogsten.
Het probleem is echter dat introverten helemaal niet kúnnen veranderen. Ze zijn gevoeliger voor dopamine en voelen hun batterij al snel leeglopen bij te veel sociale activiteiten. Hoezeer ze zich ook proberen aan te passen, ze zullen altijd introvert blijven.
Belangrijker nog is dat we de gaven van introverten mislopen wanneer we ze dwingen in de maat te lopen van de extraverte maatschappij. Introverte mensen zijn vaak heel creatief, maar hun creatieve ideeën ontstaan in stilte. Ze kiezen hun woorden zorgvuldig en brengen zo nuance in discussies. Ze kunnen goed luisteren en zijn vaak goede leiders, omdat ze het beste in anderen naar boven halen. Wanneer ze echter voortdurend gedwongen worden deel te nemen aan sociale activiteiten hebben ze geen energie meer over om te doen waar ze goed in zijn.
In plaats van introverten zich te laten aanpassen zou het dus geen kwaad kunnen als juist extraverten – die massaal op posities terechtkomen waar wordt besloten over kantoortuinen, teamuitjes en activerende werkvormen – zich eens wat meer in anderen verplaatsen. Want ja, er zijn echt mensen die anders in elkaar zitten en nee, die maak je niet gelukkig met ludieke workshops. Heb een beetje mededogen.
Deze column verscheen eerder in Mare.